‘Hebben jullie besproken met jullie leidinggevende dat jullie deze training niet nodig hebben’ hoor ik mezelf beleefd vragen (en als ik beleefd ben, ben ik meestal niet op m’n lolligst).
Nee, dat hadden ze niet: te druk, te veel werk, te weinig tijd en trouwens: er wordt toch niet naar hen geluisterd.
‘We hebben echt geen zin in deze training’ zegt een teamleider, waarop een ander snel toevoegt ‘het is niks persoonlijks hoor, we hebben niets tegen jou.’
Ammehoela: we hebben niets tegen jou, denk ik. Ik ben die sukkel die jullie een training komt geven, waar jullie geen trek in hebben.
Ik ben in jullie ogen degene die het management helpt de verandering door jullie strot te duwen.
Ik merk dat mijn houding van beleefd naar afstandelijk gaat.
Mezelf kennende ben ik dan binnen notime de ijskoningin: afstandelijk en hooghartig.
Onkwetsbaar, niet in verbinding met dit team. Dat wil ik niet.
Een van mijn goede voornemens voor 2020 is: meer warmte, minder ijskoningin…
‘Oké, als jullie geen zin hebben, dan stoppen we nu’ zeg ik.
‘Ik bel zo jullie leidinggevende dat ik de training stop, omdat jullie het zinloos vinden.
Eerlijk gezegd ben ik niet goed in trekken aan een dood paard.
Als jullie geen zin hebben, wordt mijn zin ook minder.’
Al pratend, merk ik dat mijn weerstand tegen dit team zakt.
Er is meer ruimte: voor mezelf en ook voor dit team: je zal maar een training door je strot geduwd krijgen.
Ik ben al aan het bedenken wat ik tegen mijn opdrachtgever ga zeggen.
De teamleiders kijken mij perplex aan. ‘Is dit een truc of zo?’ vraagt er eentje.
Nee dus. ‘Nou ja, we kunnen er altijd wat van leren, van zo’n training’ zegt een ander.
Waarop ik zeg: ‘is dit een truc of zo?’ Hard gelach all over the place.
En ik voel en krijg de ruimte om te vragen: waar nemen jullie afscheid van als de organisatie verandert?