Breinkorf blogt.

‘Daar ben ik heel eerlijk in’

Ruim van tevoren ben ik in het zaaltje aanwezig en sta al helemaal aan als ze binnenkomen; in kleine plukjes, druk in gesprek of grappend met elkaar. Een enkeling signaleert wel dat ik er ben, maar vervolgt zonder hapering z’n onderonsje. Dan stel ik mijzelf maar voor aan ieder teamlid.

Ik wacht even tot de gespreksstof is neergedaald en kijk rond. Bijna iedereen zit met de armen over elkaar, de rug in de stoel gedrukt. Ze kijken naar mij met een blik van: Nou Max, succes!

Dit team wil zich, naar eigen zeggen, ontdoen van gedoe in de onderlinge samenwerking, maar begint met het etaleren van gedoe. Na de check-in verwoordt ieder teamlid wat hij of zij het team gunt. Er ontvouwt zich een schouw- en hoorspel, waarbij het taalgebruik veel informatie geeft. Eén voor één gebruiken ze ‘aanloopzinnen’, voor ze hun kaarten op tafel leggen. Zinnen die beginnen met een schijn van verontschuldiging, maar feitelijk een opmaat zijn naar een stevige stelling of mening. Een paar voorbeelden:
 

  • ‘Misschien zie ik ’t verkeerd, maar …’; zonder werkelijk te aarzelen over wat zij vindt;
  • ‘Sorry dat ik ’t zeg, maar …’; zonder zich daadwerkelijk te willen verexcuseren;
  • ‘Met alle respect, maar …’; gevolgd door een stelling die allerminst getuigt van respect;
  • ‘Ik wil niet veel zeggen hoor, maar …’; gevolgd door een omhaal van woorden;
  • ‘No offense, maar …’; waarna betrokkene een boude uitspraak doet over de collega tegenover hem.

 

De meest vileine versie hiervan is de aanloop: ‘Ik vind, en daar ben ik heel eerlijk in, dat …’

Tja, wie waardeert dat nou niet: eerlijkheid. Echter hier wordt ‘eerlijk zijn’ opgevoerd, juist in het bijzijn van iedereen, als legitimering én vrijbrief voor alles wat je daarna gaat zeggen. Had die eerlijkheid niet eerder ingezet kunnen worden, door tijdig met betreffende collega het gesprek aan te gaan in plaats van het te laten escaleren, vroeg ik me af.

Opmerkelijk om te zien en horen hoe dit team, dat zich beter samenwerken ten doel stelt, de vaardigheid noch de moed heeft om zich te verbinden met de ander: door een vraag te stellen en oprecht benieuwd te zijn naar wat collega’s beweegt in hun doen en laten.

En ja, dat vraagt moed: om je eigen standpunt te bevragen, om letterlijk jouw stelling te verlaten en je kwetsbaar op te stellen in plaats van dekking te zoeken achter je gemetselde mening.

Zo’n team, en daar ben ik heel eerlijk in, heeft het even nodig om liefdevol ontregeld te worden met een spiegel.